Skip to content (Press enter)

Datum: 5 November 2019

Waar: Eumedion Jaarlijks Symposium, Utrecht, Nederland

Lees de Engelse versie.


De IASB—van financiële naar geïntegreerde standard setter?

Het is mij een groot genoegen hier op het jaarsymposium van Eumedion een toespraak over de toekomst van verslaggeving te mogen houden.

Eumedion is een enorm belangrijke steunpilaar voor de IASB en de IFRS Foundation. In Europa wordt ons vaak gevraagd in het belang van ‘lange-termijn’-investeringen de scherpe kantjes van onze standaarden af te vijlen. De wens om de volatiliteit van martkwaarden te negeren is een favoriet onderwerp, zelfs als het om beursgenoteerde aandelen gaat.

Eumedion bestaat uit echte lange-termijninvesteerders en ik ben er als Nederlander erg trots op hoe sterk onze institutionele beleggers zijn. De boodschap van Eumedion aan de IASB is altijd glashelder: accounting moet de economische realiteit weerspiegelen, ook als die werkelijkheid onstuimig is. Echte lange-termijnbeleggers hebben behoefte aan de onverbloemde waarheid zodat ze tijdig hun strategie kunnen aanpassen als dat nodig is.

Het geven van die ‘onverbloemde waarheid’ is de grote kracht van IFRS. De discipline van onze standaarden zorgt ervoor dat alle risico’s voor beleggers duidelijk zichtbaar zijn. Leaseverplichtingen zijn nu duidelijk aanwezig op de balans; de pretentie dat beloning in aandelen en opties gratis zijn, kan niet meer worden volgehouden. Daarom ben ik er van overtuigd dat de jaarrekening volgens IFRS standaarden altijd een zeer belangrijk anker zullen blijven voor beleggers.

Tegelijkertijd moet ik erkennen dat er veel gaande is in de wereld van verslaggeving. Naast de jaarrekening is er zeer veel additionele, vaak meer actuele, informatie beschikbaar gekomen voor beleggers, o.a. van dataleveranciers. De kenniseconomie stimuleert een enorme waarde creatie, zonder al te veel investeringen in activa die op de balans zijn terug te vinden. De populariteit van non-GAAP is fors gestegen en er is groeiende belangstelling voor bredere verslaggeving, met name op het gebied van duurzaamheid.

In het licht van deze ontwikkelingen stelt de IASB zich voortdurend de vraag hoe wij de relevantie van IFRS in deze veranderende wereld kunnen versterken.

Vanmiddag wil ik op twee projecten ingaan die die dit beogen. Eerst zal ik het hebben over het Primary Financial Statements-project (PFS). Dit project beoogt de structuur en de communicatie-effectiviteit van de jaarrekening te verbeteren. Vervolgens zal ik het hebben over ons Management Commentary-project, dat ons belangrijkste middel is om nieuwe ontwikkelingen, zoals duurzaamheidsverslaggeving, met financiële verslaggeving te verbinden.

Primaire jaarrekening

Het doel van het project Primaire financiële overzichten is een betere structuur en inhoud te bieden in de jaarrekening. Momenteel is de IFRS-resultatenrekening relatief vormvrij. We definiëren omzet, we definiëren winst of verlies, maar niet zoveel er tussenin. Dit is een van de redenen waarom non-GAAP maatstaven zo populair zijn geworden

Wat stellen we voor om te doen?

Nieuwe subtotalen

Ten eerste gaan we binnen IFRS zelf enkele subtotalen definiëren, zodat de vergelijkbaarheid van dit soort cijfers wordt vergroot. Allereerst hebben we een definitie ontwikkeld voor het meest gebruikte subtotaal: ‘Operating Profit’. Wij zullen het bedrijfsresultaat definiëren als winst voor baten en lasten van financiering, belastingen en investeringen. Veel beleggers beschouwen dit cijfer als een redelijke afspiegeling van de belangrijkste bedrijfsactiviteiten van een bedrijf.

Een tweede belangrijk subtotaal dat de IASB wil definiëren, is wat wij ‘Profit before Finance and Tax’ noemen. Dit subtotaal sluit alleen baten en lasten van financiering en belastingen uit. Hiermee wordt het beter mogelijk de financiële prestaties te vergelijken van bedrijven, ongeacht de mate waarin zij van schuldfinanciering afhankelijk zijn. Bedrijven met verschillende kapitaalstructuren worden zo beter vergelijkbaar.

Non-GAAP

Naast deze nieuwe subtotalen zal het PFS-project voor meer transparantie en discipline zorgen bij het gebruik van non-GAAP maatstaven. We willen bedrijven verplichten hun belangrijkste non-GAAP maatstaven in één enkele noot in de jaarrekening op te nemen. Dit maakt het voor beleggers makkelijker om de informatie te vinden. Momenteel moeten ze vaak zoeken naar deze informatie, zowel binnen als buiten de jaarrekening.

Tegelijkertijd zal de presentatie van de non-GAAP cijfers in deze noot aan discipline onderhevig zijn. Zo zal een reconciliatie moeten worden geboden tussen het non-GAAP cijfer en het dichtstbijzijnde IFRS-subtotaal. Dit zal beleggers helpen beter te begrijpen hoe het bedrijf tot een bepaald cijfer is gekomen. Door non-GAAP cijfers op te nemen in de toelichting op de jaarrekening, komen zij bovendien onder de reikwijdte van accountantscontrole, hetgeen de discipline verder zal versterken.

Ik verwacht dat de impact van onze voorstellen op de resultatenrekening behoorlijk groot zal zijn. De PFS-voorstellen zullen meer structuur in de resultatenrekening creëren en de vergelijkbaarheid verbeteren. Dit maakt het voor gebruikers eenvoudiger om de componenten te vinden voor de analyse die zij maken. De verbeterde structuur zal ook de digitale consumptie van financiële informatie vergemakkelijken.

Het feit dat IFRS straks zelf subtotalen definieert zal, in combinatie met de toegenomen discipline rond non-GAAP, het gebruik van zelf gedefinieerde winstbegrippen waarschijnlijk wat doen afnemen. Ik denk dat dit pure winst is voor de belegger, die nu zelf zijn weg moet zien te vinden in de huidige wirwar van zelfgedefinieerde prestatiemaatstaven. Al met al verwacht ik dat de PFS voorstellen de relevantie van de klassieke financiële verslaggeving zal bevorderen.

Management Commentary en Sustainability Reporting

Naast het domein van de klassieke financiële verslaggeving is er in de loop van de tijd een baaierd van bredere verslaggevingsinitiatieven ontplooid. Het is een terrein waarover veel verwarring bestaat en dat zich moeilijk in een duidelijke definitie of benaming laat vatten.

De veelgebruikte term ‘niet-financiële verslaggeving’ is veelomvattend, maar is niet sluitend. Er is inderdaad veel niet-financiële verslaggeving, zoals over de impact van een bedrijf op het milieu, over prestaties op het gebied van diversiteit, etc. Maar dit type ESG-verslaggeving dekt zeker niet de hele lading van informatie die buiten de jaarrekening wordt gegeven.

Veel informatie die buiten de jaarrekening -meestal in het jaarverslag- wordt verstrekt, is wel degelijk financieel relevant voor beleggers. Informatie over het bedrijfsmodel; toekomstgerichte informatie; informatie over de economische omgeving van een bedrijf; informatie over de financiële impact van klimaatverandering: al deze onderwerpen vinden hooguit deels hun weerslag in de klassieke jaarrekening. Vanwege hun financiële relevantie verdienen zij toch een plaats elders in het jaarverslag. De vlag ‘niet-financiële verslaggeving’ dekt niet de lading van dit type informatie. Ik spreek liever over ‘bredere financiële verslaggeving’ als we het over dit type financieel relevante informatie hebben.

Practice Statement

De IASB ziet ‘bredere financiële verslaggeving’ als onderdeel van zijn missie om financiële informatie aan kapitaalmarktactoren te verstrekken. Ook wij erkennen dat het onmogelijk is alle financieel relevante informatie in de jaarrekening op te nemen. Om die reden hebben wij in 2010 ons Management Commentary Practice Statement ontwikkeld. In wezen gaat het om een handleiding voor het schrijven van het bestuursverslag.

Om verschillende redenen heeft de IASB onlangs besloten dit Practice Statement te herzien. Ten eerste is er de sterk toegenomen belangstelling voor immateriële activa. In de moderne kenniseconomie zijn immateriële activa—zoals technologie, platformfuncties en het verdienmodel van een onderneming—in toenemende mate belangrijk.

Hoewel immateriële activa belangrijk zijn, zijn de meeste niet te vinden op de balans van een onderneming. Een van de redenen voor hun afwezigheid is dat ze zeer moeilijk meetbaar zijn. Waar accounting op zich al meer een art dan een science is, geldt dit in extreme mate voor de waardering van immateriële activa. Het kerkhof van de kapitaalmarkten ligt vol met mislukte overnames die gebaseerd waren op verkeerde inschattingen van immateriële activa. Deze activa kunnen ook zeer vluchtig zijn: denk aan Nokia en Blackberry: de waarde van hun technologische intangibles leek enorm, totdat zij door een nieuwe generatie smartphones in zeer korte tijd werden weggevaagd.

Om deze redenen denk ik dat het bestuursverslag het beste platform is om informatie over immateriële activa aan beleggers te verstrekken. We zullen er daarom in ons MCPS ruim aandacht aan besteden. We zullen bedrijven vragen de voor hun verdienmodel belangrijke intangibles te identificeren. Ze zullen ook in moeten gaan op de belangrijkste omgevingsrisico’s voor die immateriele activa en dienen uit te leggen wat hun strategie is om met die uitdagingen om te gaan.

Een tweede, belangrijke reden om ons Practice Statement te herzien, is de sterk toegenomen belangstelling voor de impact van duurzaamheids-issues op het bedrijfsleven en de enorme vlucht die ‘duurzaamheidsverslaggeving’ heeft genomen. Ons bestaande Practice Statement zwijgt in alle talen over de mogelijke impact van duurzaamheid.

Duurzaamheidsstandaarden

De toegenomen belangstelling voor de ecologische duurzaamheid van onze economie laat zich makkelijk verklaren. De Great Barrier Reef is al halfdood, het poolijs smelt aan alle kanten en—afgezien van een politicus hier en daar—is iedereen het er over eens dat menselijk handelen de hoofdoorzaak van deze verontrustende ontwikkelingen is. In dit licht is het niet verwonderlijk dat de aandacht voor duurzaamheidsverslaggeving enorm is toegenomen, ook bij Eumedion.

In de wereld van duurzaamheidsstandaarden zijn twee hoofdstromen te onderscheiden. Sommige standaarden, zoals die van GRI, zijn vooral gericht op de externe impact van een bedrijf op maatschappij en planeet. Deze standaarden hebben een multi-stakeholder perspectief; zij richten zich niet primair op beleggers. Zij beogen bedrijven tot maatschappelijk verantwoord gedrag aan te zetten, door meer inzicht te bieden in de maatschappelijke gevolgen van hun beleid. Deze standaarden zijn vooral van belang voor beleggers die maatschappelijk verantwoord willen beleggen.

De tweede hoofdstroming heeft een perspectief dat meer op het bedrijf en zijn beleggers is gericht. Het gaat om standaarden en raamwerken zoals die van de Sustainability Accounting Standards Board (SASB), de Climate Disclosure Standards Board (CDSB) en de Taskforce for Climate-related Financial Disclosures (TCFD). Deze standaarden laten een bedrijf vertellen wat het mogelijke financiële effect van duurzaamheidsvraagstukken voor het bedrijf zelf is. Dit type standaarden is vooral van belang voor bedrijven die gevoelig zijn voor de financiele effecten van klimaatverandering. 

Hoewel beide types standaarden een legitiem belang nastreven, wil ik toch enige kanttekeningen plaatsen bij de effectiviteit van de eerste hoofdstroom, die dus primair beoogt maatschappelijk verantwoord gedrag van het bedrijfsleven te te bevorderen.

Ten eerste hebben de multi-stakeholder duurzaamheidsstandaarden geen financiële materialiteitsdrempels en leiden zij makkelijk tot een enorme informatie overload. Een land als Frankrijk heeft in zijn wetgeving zeer gedetailleerde ESG-vereisten neergelegd. De gemiddelde omvang van een Frans jaarverslag is bijna 400 pagina’s, zo’n 50% meer dan het gemiddelde Duitse jaarverslag.

Ten tweede mag van duurzaamheidsverslaggeving geen wonderen verwacht mogen worden in termen van gedragsverandering. We hebben geen duurzaamheidsverslaggeving nodig om te weten dat de luchtvaart slecht is voor het milieu. Maar met uitzondering van een klein aantal echte helden, zoals Greta Thunberg, kopen we toch allemaal spotgoedkope vliegtickets voor onze steeds frequentere citytrips. Het enige wat echt zou helpen is forse beprijzing van de externaliteiten van vliegen; fors duurdere vliegtickets zullen veel meer uithalen dan het duurzaamheidsverslag van Ryanair of AirFrance/KLM.

Om dezelfde reden kent maatschappelijk verantwoord beleggen ook zijn grenzen. Het is voor institutionele beleggers makkelijk om makers van clusterbommen uit te sluiten van hun beleggingen: veel moeilijker zou het zijn om hetzelfde te doen met bijvoorbeeld de grote oliebedrijven. Mocht u hiertoe besluiten, dan zullen andere beleggers met veel liefde de aandelen van u overnemen, wetende dat vier van de twintig grootste dividendbetalers wereldwijd uit de olieindustrie afkomstig zijn. De recente obligatie-uitgifte van de Saudische oliereus Aramco was meer dan acht keer overschreven, een historisch record!

ESG-verslaggeving kan helpen het bewustzijn over lang-termijn duurzaamheidskwesties te verhogen, maar uiteindelijk zullen wetgeving en financiële prikkels naar mijn overtuiging doorslaggevend zijn.

De kapitaalmarkten zijn bikkelhard en uiteindelijk moeten zowel bedrijven als beleggers geld verdienen om overeind te blijven. Dat is ook de reden waarom bedrijven als BP en Shell openlijk voorstanders zijn van beprijzing van CO2 uitstoot. Alleen effectieve beprijzing zal het voor hen lonend maken om de transitie naar duurzame energie op gang te brengen

Voor de update van ons Management Commentary Practice Statement is vooral de tweede hoofdstroom van duurzaamheidsstandaarden relevant. Standaarden dus die zich primair richten op de (potentiele) financiële effecten van duurzaamheidsvraagstukken voor het bedrijf zelf. Deze standaarden—met een duidelijke financiële materialiteitsdrempel—passen ook goed binnen de opdracht van de IFRS Foundation om financieel relevante informatie aan beleggers te verstrekken.

In de verzekeringsindustrie is de financiële impact van klimaatsverandering nu al voelbaar; andere industrieën zullen volgen, zeker als publieke regulering echt begint te bijten. Dit type informatie is essentieel voor beleggers die zich een oordeel willen vormen over de levensvatbaarheid van bedrijven op de langere termijn. Ons Management Commentary Practice Statement zal dus ook een vehikel worden voor financieel relevante duurzaamheidsinformatie.

Green Paper

Ik heb in mijn betoog tot dusverre al enkele onderwerpen aangesneden die vervat zijn in Eumedion’s Green Paper: ‘Towards a global standard setter for non-financial reporting’. Tot slot wil ik hierover nog enkele specifieke opmerkingen maken.

De hoofdboodschap van uw discussie-paper is dat er een dringende noodzaak is van consolidatie in de huidige wirwar van non-financial reporting. De huidige alfabetsoep van organisaties en standaarden die zich met duurzaamheidsverslaggeving bezighouden, drijft velen tot wanhoop. Het is voor het bedrijfsleven en investeerders moeilijk wijs te worden uit de veelheid van organisaties en standaarden. Ik onderschrijf Eumedion’s oproep tot consolidatie dus volledig.

Uw Green Paper suggereert ook om de IFRS Foundation een belangrijke rol te laten spelen in de beoogde consolidatie. Ik voel mij natuurlijk gevleid door uw waardering voor onze onafhankelijkheid en governance, maar u zult begrijpen dat ik hier op dit moment niet heel concreet op zal kunnen ingaan. Dit is echt primair een kwestie voor de Trustees van de IFRS Foundation.

Tegelijkertijd hoop ik u duidelijk te hebben gemaakt dat bij ons het denken niet stil staat. Ons werk aan het Management Commentary Practice Statement maakt duidelijk dat wij verder kijken dan de jaarrekening alleen en dat wij ook bredere financiele informatie tot onze missie rekenen. Vanuit het perspectief van Eumedion is dit, hoop ik, al een belangrijke stap vooruit.

Uw Green Paper bevat belangrijke gedachten voor de toekomst, hoe die er uiteindelijk ook uit komt te zien. Ik zal uw document daarom graag onder speciale aandacht brengen van onze Trustees. Ik ben er van overtuigd dat zij uw paper de aandacht zullen geven die het verdient en dat zij ook de reacties van uw stakeholders nauwgezet zullen volgen.

Ik dank u hartelijk voor uw aandacht.